Interview met Luc Van Den Bossche

Luc Van den Bossche ruilde het ministerschap voor het bedrijfsleven. Een gesprek over natte dromen, ‘politieke incest’ en de toekomst van de luchthaven in Zaventem.

Dat er een manager in hem schuilde, wist iedereen. Als vakminister – hij beheerde onder meer de departementen van Onderwijs en Ambtenarenzaken in diverse Vlaamse en federale regeringen – stond Luc Van den Bossche bekend om zijn dossierkennis, zijn tomeloze werkkracht en zijn niet altijd even zachtzinnige aanpak. ‘Even briljant en even bot als Jean-Luc Dehaene’ luidt het oordeel van een voormalige collega-minister. Vorig jaar maakte hij de overstap naar het bedrijfsleven: sinds 1 september 2003 waakt Luc Van den Bossche als gedelegeerd bestuurder van BIAC (Brussels International Airport Company) over de exploitatie van de nationale luchthaven in Zaventem.

‘Lang geleden dat er nog iemand voor mij op zijn knieën zat’, buldert hij als Patrick De Spiegelaere hem, in al zijn glorie, vanuit kikkerperspectief wil fotograferen. ‘Ik moet zeggen: dat doet nog eens deugd.’ Hij heeft zijn streken niet verleerd. Maar wilde hij vroeger zijn betoog nog wel eens larderen met een Latijns citaat, tegenwoordig spreekt hij – every inch a business man – een soort nederengels. De voorbije weken en maanden zat hij dan ook voortdurend aan tafel met vertegenwoordigers van de Australische groep Macquarie, die voor 735 miljoen euro een meerderheidsparticipatie in het voormalige overheidsbedrijf wist te verwerven.

Zijn dit uw laatste dagen bij BIAC, nu de Australiërs hier de baas worden?

LUC VAN DEN BOSSCHE: Oh you know, er wordt druk gesproken, maar dat is normaal als 70 procent van de aandelen van een bedrijf in andere handen overgaat. Op 29 december is er een algemene vergadering. Dan zullen we weten wie in de nieuwe raad van bestuur zit, wie deze raad zal voorzitten en wie gedelegeerd bestuurder wordt.

U bent intussen nog kapitein in uw eigen badkuip?

VAN DEN BOSSCHE: Tot de dag van de closing wijzigt de huidige situatie niet.

Maar wilt u ook doorgaan als gedelegeerd bestuurder?

VAN DEN BOSSCHE: Met de mensen van Macquarie spreek ik over de nieuwe organisatie van BIAC en ook over mezelf.

Het hoofdstuk BIAC is voor u dus niet afgesloten?

VAN DEN BOSSCHE: We komen in een nieuwe fase. Ik durf zeggen dat het hele managementteam sinds 1 september vorig jaar een haast foutloos parcours heeft afgelegd. In amper vijftien maanden hebben we de privatisering van BIAC gerealiseerd en de luchthaven heeft in 2004 goed geboerd. Daarmee heb ik mijn twee targets voor dit jaar gehaald.

De nieuwe target is de functie van gedelegeerd bestuurder van de NMBS-holding?

VAN DEN BOSSCHE: Dat schrijven ze ongeveer iedere week in Trends . Voor sommige journalisten is mijn verdere carrière blijkbaar een obsessie. Maar ik weet daar niets van.

Volgens algemeen directeur Marc Descheemaecker van de NMBS moet de nieuwe baas van de spoorwegholding goede relaties met de vakbonden onderhouden en thuis zijn in het getouwtrek tussen politiek en bedrijfsleven. Dat profiel is u op het lijf geschreven.

VAN DEN BOSSCHE: Ik wist niet dat ook Descheemaecker een supporter van mij was. Dat verheugt mij. Maar in alle eerlijkheid, ik ben daar niet van op de hoogte.

Herkent u zich in dat profiel?

VAN DEN BOSSCHE: Het is niet tegenstrijdig met wie en wat ik ben. Dat geef ik toe. Daar moet u echter niet uit afleiden dat ik ook kandidaat ben.

Waarom moest BIAC zonodig geprivatiseerd worden?

VAN DEN BOSSCHE: Ik denk dat het niet de roeping van de staat is om een bedrijf van deze omvang te beheren. BIAC heeft overigens nooit te klagen gehad van een grote bemoeienis van de overheid. Die heeft het als hoofdaandeelhouder altijd hands off gespeeld. Met Macquarie, die al luchthavens in Sydney, Rome, Bristol en Birmingham beheert en op dat terrein de op één na grootste speler in de wereld is, krijgt BIAC een grote input van kennis en knowhow.

Macquarie wil het aantal passagiers in Zaventem doen stijgen van 15 naar 20 miljoen per jaar. Is dat realistisch?

VAN DEN BOSSCHE: Op lange termijn willen ze nog hogere cijfers bereiken. Maar met een luchthavenplan voor twee decennia moet je die ambities ook hebben.

‘Maak van Zaventem een city airport’, zegt de Gentse professor Georges Allaert. Richt je vooral op passagiersvervoer.

VAN DEN BOSSCHE: Die kaarten worden ook in het plan van Macquarie getrokken. De interesse van de verschillende kandidaten uit de privé-sector om in BIAC te investeren, had drie redenen. De luchthaven is altijd goed beheerd geweest. Ook na het faillissement van Sabena is ze niet in de rode cijfers gedoken. Daarnaast was het de eerste Europese luchthaven van deze omvang waarvan de financiële controle te koop was. En ten derde zijn er hier veel ontwikkelingsmogelijkheden vlakbij Brussel met zijn troeven als hoofdkwartier van de Europese Unie, de NAVO en ontelbare andere instellingen en bedrijven. De passagiersgegevens bewijzen dat. In Zaventem is het aandeel van mensen die beroepshalve reizen veel groter dan in de meeste andere luchthavens.

Dat betekent ook dat de ontsluiting van Zaventem drastisch moet verbeteren om congestie te vermijden. Ik denk dan vooral aan het openbaar vervoer. Nu komt slechts 13 procent van de reizigers en het personeel met de trein of de bus naar Zaventem. Voor andere luchthavens is dat 40 procent en meer. Daarom is onder meer de realisatie van het Diabolo-project, met snellere verbindingen vanuit alle grote centra naar de luchthaven, zo belangrijk. Op termijn moet het mogelijk zijn dat een passagier bijvoorbeeld in Gent de trein neemt, daar met zijn bagage incheckt en zijn koffers pas terugziet in Palma de Mallorca of New York.

Die mogen dan wel niet in Kuala Lumpur aangekomen zijn.

VAN DEN BOSSCHE: (lacht) Als ik even boosaardig mag zijn over de concurrentie: die kans bestaat vooral voor passagiers met bestemming Heathrow.

Hoe denkt u over het nieuwe strategisch actieplan van de Vlaamse regering voor de luchthavenregio?

VAN DEN BOSSCHE : Dat is positief. De Vlaamse regering ziet de luchthaven als een economische motor voor de regio. Zaventem is de tweede groeipool van het land en heeft een toegevoegde waarde voor heel Vlaanderen. Het is nuttig dat er nu een inventaris is van de stappen die nodig zijn om de bereikbaarheid van de luchthaven te verhogen en de bedrijfsontwikkeling in en rond Zaventem te versterken. Dat die over zes of twaalf maanden niet allemaal gerealiseerd zijn, is geen drama. Het koerierbedrijf DHL blijft nog groeien tot 2007-2008. Pas dan begint het een aantal activiteiten naar Leipzig te verhuizen. De Vlaamse regering heeft dus nog enkele jaren om dat probleem op te vangen.

Heeft de regering u tijdens de DHL-crisis ingeschakeld als ‘postillon d’amour’?

VAN DEN BOSSCHE: Bij BIAC hebben we voortdurend oefeningen gemaakt en ideeën uitgewerkt om uit de problemen te raken.

Guy Verhofstadt (VLD) en Johan Vande Lanotte (SP.A) hingen permanent aan de lijn?

VAN DEN BOSSCHE: We hebben samen – maar elk in zijn rol – vele nachtelijke marathons gedaan, ja.

Waar is het fout gegaan?

VAN DEN BOSSCHE: Het waren bijzonder ingewikkelde onderhandelingen, omdat ze van meet af aan gekoppeld waren aan andere discussies zoals deze over het spreidingsplan. Toch was er op een bepaald moment een akkoord over de evolutie van de geluidsoverlast, de gebruikte vliegtuigtypes, een tijdpad voor de vervanging van lawaaierige toestellen enzovoorts. Daarbij werd voor het meest luidruchtige DHL-toestel, de beruchte MD-11, tussen 2012 en 2017 een uitzondering toegestaan voor vier nachtvluchten. Ik was erbij toen Vande Lanotte en topmensen van DHL daarover spraken. Aan politieke zijde dacht men een houvast te hebben. Maar dan is DHL plots met die 16 nachtvluchten voor de MD-11 komen aanzetten en is er wantrouwen gegroeid.

Het is dus eigenlijk stukgelopen op futiliteiten?

VAN DEN BOSSCHE: Als je dat zo wilt noemen, ja. Het DHL-dossier was politiek, economisch en technisch gezien natuurlijk zeer complex. Dan kan zoiets gebeuren. Maar ik vind ook dat DHL zelf slordig is geweest met zijn communicatie, extern als het ging over de bedrijfsstrategie én intern bij het uitwisselen en beoordelen van gegevens. Zo circuleerden er bij DHL op een bepaald ogenblik cijfers over nachtbewegingen tussen 11 uur ‘s avonds en 6, 7 uur en 8 uur ‘s ochtends. Op die manier is het heel moeilijk om onderhandelingen tot een goed einde te brengen.

Ondertussen is de tevredenheid over de verkoop van BIAC-aandelen aan Macquarie zo groot dat er voor het directiecomité een aardige bonus in zit.

VAN DEN BOSSCHE: Er is daarover in alle openheid en met respect voor de filosofie van corperate governance gesproken. Er was een voorstel dat in de lijn lag van dergelijke regelingen in de privé-sector. Maar die discussie is afgesloten. Er komt geen bonus voor het topmanagement.

U hebt tegen BIAC-voorzitter Pierre Klees gezegd dat een bonus voor u niet hoefde?

VAN DEN BOSSCHE: Ik heb er me op geen enkele manier mee bemoeid. Het zijn de aandeelhouders die over een bonus beslissen.

De socialist in u zou bezwaren kunnen hebben tegen het feit dat de top flink beloond wordt, terwijl de rest van het personeel tevreden moet zijn met peanuts.

VAN DEN BOSSCHE: (blaast) You know , binnen BIAC is mij meegedeeld dat een en ander gangbaar is in het bedrijfsleven. Omdat ik dergelijke speciale dankbetuigingen niet gewoon was, heb ik ook aan anderen informatie gevraagd en die hebben dat bevestigd. Maar nogmaals: de kwestie is niet meer aan de orde.

Voogdijminister Vande Lanotte was in elk geval ‘not amused’.

VAN DEN BOSSCHE: Hij vertegenwoordigt een belangrijke aandeelhouder en kan een mening hebben. Ingewikkelder dan dat is het niet.

Hij viel zowat achterover toen hij het bedrag hoorde.

VAN DEN BOSSCHE: Allicht had hij al even weinig voorkennis van dit soort regelingen als ik. Aan de andere kant was het voorstel lager dan gebruikelijk, terwijl met de privatisering van BIAC veel meer geld gemoeid is dan velen aanvankelijk hadden gedacht. We zijn ver boven de waarde kunnen gaan die in 1998 bij de oprichting van het bedrijf (een samensmelting van de Regie der Luchtwegen en Brussels Airport Terminal Company – nvdr) in een wettelijk minimum was gegoten. Als ik een jaar geleden zou gezegd hebben dat een privatisering 500 miljoen euro kon opbrengen, dan had men mij uitgelachen. Macquarie legt nu bijna de helft meer op tafel.

Als minister was u gedurende 15 jaar een politieke manager. Bij BIAC bent u een bedrijfsmanager. Wat is het verschil?

VAN DEN BOSSCHE: De omgeving is anders. In de politiek is de regering een raad van bestuur waarvan je zeker zou moeten zijn dat de neuzen in dezelfde richting wijzen. Maar ook al is er een regeerakkoord, de interpretatie daarvan door de coalitiepartners blijft verschillen. Het is niet altijd idem velle atque idem nolle , hetzelfde willen en hetzelfde níét willen. In het bedrijfsleven is de eensgezindheid veel groter. In een bedrijf is het ondenkbaar dat een proces zoals Copernicus (de hervorming van de federale administratie die Van den Bossche in zijn laatste periode als minister op gang bracht – nvdr) wordt tegengewerkt als het eenmaal is goedgekeurd. Anders ligt dat bedrijf binnen de kortste keren op zijn gat.

Het beeld is blijven hangen dat Copernicus vooral diende om een paarse inhaaloperatie mogelijk te maken.

VAN DEN BOSSCHE: Ik weet dat sommige journalisten dat graag rondstrooien. Maar ik heb nooit het genoegen gehad hen persoonlijk te ontmoeten en ik betwijfel of ze het Copernicusplan ooit hebben gelezen en de inventaris van de benoemingen goed hebben bestudeerd. Zelf heb ik twee nieuwe voorzitters van federale overheidsdiensten mogen aanstellen. Ze waren niet alleen zeer bekwaam, geen van beiden kon ervan verdacht worden tot een partij van de meerderheid te behoren. Of neem de PS’er Michel Jadot, die de overheidsdienst voor werkgelegenheid leidt. Het is bekend dat wij nooit de beste vrienden zijn geweest en nooit zullen worden. Maar toen hij zich kandidaat stelde voor die functie heb ik onmiddellijk gezegd dat het me zou verbazen als er een betere concurrent zou opdagen. Dat is dan ook niet gebeurd.

U was vele jaren Vlaams minister van Onderwijs. Met Frank Vandenbroucke is die bevoegdheid weer in handen van een socialist. Meteen is de relatie met het katholieke net minder gespannen dan onder Marleen Vanderpoorten (VLD). Staan socialisten anders tegenover ‘de Guimardstraat’ dan liberalen?

VAN DEN BOSSCHE: Een minister van Onderwijs mag nooit vertrekken van een vijandbeeld. Hij kan veel beslissen, maar in Vlaanderen is onderwijsbeleid een kwestie van sharing the power . Je hebt er te maken met sterke vakbonden en er zijn sterke inrichtende machten, zeker in het vrije net.

Zelfs indien een minister natte dromen zou koesteren, laat hij die het best snel opdrogen. Je kunt niet regeren tegen het katholiek onderwijs in. Het vrije net haalt een marktaandeel van 60 tot 70 procent, al betekent dat natuurlijk niet dat 70 procent van de leerkrachten en leerlingen katholiek is. Vanuit een orthodox standpunt kan je zelfs zeggen: Sie haben sich kaput gesiegt . Door hun succes zijn ze minder katholiek geworden. Daardoor is echter ook de schooloorlog voorbij. De oude breuklijnen bestaan niet meer. Dat besef lag aan de basis van mijn aanpak als onderwijsminister. Ik denk dat Frank het nu op dezelfde manier benadert.

Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) doet het onderwijs in Vlaanderen het heel goed. Vlaamse jongeren zijn zelfs wereldkampioen wiskunde. Steekt u die pluim ook op uw hoed?

VAN DEN BOSSCHE: Ik ben daar in elk geval heel blij om. Het gemiddelde niveau van ons onderwijs is hoog en de keuzevrijheid heeft niet geleid tot een grote kwaliteitskloof tussen scholen en netten. In de Verenigde Staten is dat laatste wel het geval: naast elitescholen heb je daar ook scholen waar elke vorm van degelijk onderwijs ontbreekt en kinderen bij wijze van spreken worden opgeleid tot crimineel gedrag.

Uiteraard kan alles beter, dus ook het onderwijs dat zich moet oriënteren op de samenleving van morgen. In die zin is het een futurologische bezigheid. Je leidt kinderen en jongeren op die over vijftig jaar nog aan het werk zullen zijn en je kunt nu niet precies weten over welke kwaliteiten zij dan zullen moeten beschikken.

Toen u de Wetstraat verliet, deed uw dochter Freya er haar intrede. Volgens Jean-Marie Dedecker (VLD) wijst dat op een ‘vazallencultuur’ en ‘politieke incest’.

VAN DEN BOSSCHE: You know , het soortelijk gewicht van een bericht hangt af van de kwaliteit van de bron. Ik vind Jean-Marie een sympathieke vent, maar van die mening van hem lig ik niet wakker. Freya is politiek niet door mij maar door de media gemaakt, zoals u zich misschien nog zult herinneren. In 2000 heeft ze, na een stage op het kabinet van burgemeester Frank Beke, zelf de stap gezet om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in Gent. Ze wist dat ik er niet echt warm voor liep, maar het was háár beslissing.

Freya is kennelijk talentrijk, verstandig en communicatievaardig genoeg om politiek succesvol te zijn. Daarop moet ze beoordeeld worden en niet op haar afkomst. Die lijkt me eerder een nadeel te zijn omdat ze voortdurend wordt vergeleken met mij. Hoewel: volgens Fientje Moerman (VLD) is Freya even karaktervast als haar vader.

U treedt ook niet achter de schermen op als haar politieke coach?

VAN DEN BOSSCHE: Nee. Ik heb ten opzichte van mijn twee kinderen altijd dezelfde houding aangenomen. Als ze me nodig hebben, dan ben ik er. Als ze een vraag stellen, dan zal ik antwoorden. Ook als ik denk dat Freya een bepaald dossier verkeerd aanpakt, zal ik daar niet uit mezelf over beginnen. Ik kom niet op haar kabinet om haar handje vast te houden – ze zou dat zelf trouwens ook niet willen.

Na de eerste Zwarte Zondag in 1991 wilde u de handdoek in de ring gooien. Was dat het moeilijkste moment in uw politieke loopbaan?

VAN DEN BOSSCHE: Het is het enige moment geweest dat ik emotioneel overhoop lag met mezelf en met de politiek. Daarna ben ik misschien wat cynischer geworden. En tegelijk ook gelukkiger.

Waarom zijn de democratische partijen er nooit in geslaagd de opmars van het Vlaams Blok te stoppen?

VAN DEN BOSSCHE: Terwijl er in de maatschappij duidelijk sprake is van een algemene verrechtsing, zijn de traditionele politieke partijen opgeschoven naar het centrum. Het ontbreekt aan een degelijke partij ter rechterzijde. In Frankrijk bijvoorbeeld is de partij van president Jacques Chirac erin geslaagd het Front National de pas af te snijden.

Hebt u een verklaring voor de verrechtsing?

VAN DEN BOSSCHE: We leven in een tijd van hyperindividualisme, waarbij de eigen navel als het centrum van de wereld wordt gezien. Ik vrees een beetje dat mensen die in grote welstand leven niet in staat zijn tot solidariteit. Ze zijn dat enkel als er eigenbelang mee gemoeid is. Als wij alledrie geld te kort hebben om alles te kopen dan kunnen we de benodigde aankopen beter samen doen: iemand de koffie, een ander de melk en ik de zeep. Dan kunnen we alledrie koffie drinken en onze handen wassen. Ondertussen moeten we dan maar aanvaarden dat de mens allicht niet zo een ideaal wezen is als we ooit gedroomd hebben in onze ideologische manifesten.

De SP.A houdt in 2005 een ideologisch congres. Dat is lang geleden.

VAN DEN BOSSCHE: Dertig jaar. Edmond Leburton (PS) was toen premier. Ik herinner me nog levendig de tweede congresdag. Die begon al goed met de harmonie van Waremme, de gemeente van Leburton, die Evviva España speelde – Franco deelde toen nog de lakens uit in Spanje. Als nationaal voorzitter van de Jongsocialisten protesteerde ik in een toespraak tegen de aanwezigheid van een delegatie van de partij van de toenmalige Zaïrese president Mobutu. Dat leidde tot een enorm kabaal en boze blikken van de partijbonzen. ‘Boiten!’ riepen de Antwerpse socialisten. Maar toen ik van het podium stapte, zette de zaal De Internationale in. Ik ben toen bijna uit de partij gezet, om op de dag af drie jaar later in 1977 voor het eerst zelf verkozen te worden in het partijbureau.

Het SP.A-congres zal in het teken staan van drie v’s. Enig idee waar die voor staan?

VAN DEN BOSSCHE: Vande Lanotte, Vandenbroucke en… (aarzelt) Van den Bossche misschien?

Mis! Steve Stevaert wil het hebben over ‘verwondering, verontwaardiging en verantwoordelijkheid’.

VAN DEN BOSSCHE: (proeft de woorden) Dat is mooi. Het is niet alleen goed gevonden, de volgorde is ook juist.

Wat wekt uw verontwaardiging nog?

VAN DEN BOSSCHE: Hebt u enkele dagen de tijd? Samengevat is mijn antwoord: het vreselijke egoïsme van veel mensen die wel aan de welvaart kunnen deelnemen maar die zeggen dat ze ongelukkig zijn en het niet goed hebben nadat ze nijdig naar hun buurman hebben gekeken omdat die een beetje meer heeft dan zij. Nochtans zijn ze op het juiste moment in de geschiedenis en op de juiste plaats geboren.

Zal het hier in de toekomst even goed blijven gaan? Ik denk het niet. Kijk naar de 19e eeuw met zijn welvarende burgerij en verpauperde arbeidersklasse. Die laatste is nu vervangen door de derde wereld. Dat blijft niet duren. Tot zolang schrijven we op een macabere manier geschiedenis. Toekomstige historici zullen over deze tijd melden dat er een samenleving met veel welvaart en welzijn was, maar dat de meeste mensen erg ontevreden waren. Dat zal geen prettige terugblik zijn.

Straks eindigt u nog als socialist.

VAN DEN BOSSCHE: (bulderlach) Ja zeg, stel je voor!

Door Patrick Martens en Piet Piryns