Niet rechtspraak maar luchthavenbeleid vormt het probleem

Het hof van beroep te Brussel brandmerkte het luchthavenbeleid van de federale minister van Mobiliteit, Renaat Landuyt (sp.a), op 21 maart voor een derde keer op rij als een ontoelaatbare schending van de grondrechten van de omwonenden. Het enige verweer van Landuyt is dat het hof van beroep eerdere arresten zou tegenspreken. Die tegenstrijdigheid is echter veel minder aanwezig dan de minister laat uitschijnen, stelt PETER LEYS. De rechterlijke macht spreekt zich in elk van die arresten uit voor een gelijke behandeling van alle burgers.

Patrick Luysterman;

Eerste basisregel: iedereen heeft recht op een minimale bescherming van zijn recht op gezondheid. De arresten voor de oostrand en voor de noordrand zijn alle gebaseerd op dezelfde juridische principes. Terecht heeft de Franstalige kamer van het hof van beroep te Brussel geoordeeld dat de eisers van de oostrand niet geconcentreerd (‘s nachts of in het weekend) overvlogen mogen worden. Terecht oordeelt hij dat elke concentratie, zowel in de tijd als boven een bepaalde regio, uit den boze is. Het hof had in deze zaak dan ook geen andere optie dan de landingen op baan 02 op te schorten in afwachting van een meer evenwichtige verdeling van de hinder.

Minister Landuyt vond er niets beter op dan de hinder dan maar nog meer te verleggen van de oostrand naar de noordrand (Machelen, Vilvoorde, Grimbergen, Meise), waar de omwonenden al voordien het grootste deel van de hinder te verduren kregen. Het hof van beroep had in de oostrandzaak echter niet het verleggen van de hinder bevolen, maar wel de stopzetting van een bepaalde vorm van concentratie boven een bepaalde regio, met name de oostrand. Men moet geen rechten gestudeerd hebben om in te zien dat je in een moderne rechtsstaat de schending van de grondrechten van Ă©Ă©n bevolkingsgroep niet oplost door dan maar dezelfde grondrechten van een andere bevolkingsgroep te schenden. Het spreidingsarrest van 21 maart 2006, dat in eerste instantie de concentratie boven de noordrand aanklaagt, was dan ook zeer voorspelbaar.

In het arrest van 21 maart 2006 stelt het hof van beroep uitdrukkelijk dat, wanneer met de rechten van alle omwonenden rekening wordt gehouden, de banen 20 en 02 (o.a. gericht op de oostrand) wel degelijk in het spreidingsplan meegenomen moeten worden. Het hof drukt zich zo uit: ‘In de huidige stand van de spreidingsproblematiek wordt het bestuur in rechte niet verhinderd om bij een heroverweging van het geheel van de elementen die bij een beslissing omtrent de spreiding van de overlast van geluidshinder in aanmerking moeten worden genomen, alsnog tot gebruik van banen 20 en 02 te beslissen.’ Heeft de minister die passage niet gelezen of niet begrepen? Beschikken de journalisten die de minister over de zogenaamde tegenstrijdigheid van de arresten hebben ondervraagd over een kopie van het arrest waarin die passage niet voorkomt?

Opportunisme

Wanneer de opportunistische politiek van minister Landuyt, die bestaat uit het ‘verleggen’ van de hinder in plaats van uit het ‘spreiden’ ervan, telkenmale door Hof van Beroep wordt teruggefloten, dan is hij niet het slachtoffer van tegenstrijdige arresten, maar wel van een consequente vorm van eenduidigheid van de rechtspraak over geluidshinder.

Tweede basisregel: niemand heeft recht op (over)bescherming van zijn gezondheidsrechten. Een gelijkaardige eenduidigheid ontwaart men in de rechtspraak van het hof van beroep over de geluidsnormen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het hof oordeelde initieel (in een zaak waar geen omwonenden in betrokken waren) dat het principieel toelaatbaar is dat een gewestregering, zoals de Brusselse, het recht op gezondheid van zijn omwonenden beschermt door geluidsnormen op te leggen. In de zaak van 21 maart 2006, waar de gezondheidsrechten van omwonenden wel ter sprake kwamen, bleek echter dat de Brusselse geluidsnormen de leefbaarheid van de luchthaven op de helling zetten en de gezondheidsrechten van inwoners van andere gewesten (in casu het Vlaams Gewest) in het gedrang brengen. Dan besluit het hof dat de beginselen van de federale loyauteit geschonden zijn. In een federatie hebben immers alle burgers principieel recht op een gelijke bescherming van hun recht op gezondheid, maar heeft niemand recht op ‘overbescherming’ ten nadele van anderen. Logisch toch?

Het hof drukt zich als volgt uit: ‘Het hof heeft vastgesteld dat de regelgeving inzake bestrijding van geluidshinder door vliegtuigen zoals deze vervat in het Brusselse Regeringsbesluit van 27 mei 1999 moet leiden tot verdwijning van een economisch leefbare luchthaven. Het (besluit) schendt derhalve de belangen van de andere entiteiten en van de federatie. Het kan de Belgische staat niet belemmeren bij het vaststellen en implementeren van een plan dat de geluidshinder – verbonden aan het functioneren van de nationale luchthaven te Zaventem – op niet-discriminerende wijze spreidt over alle inwoners van gebieden die door een opstijgend of landend vliegtuig kunnen worden overvlogen. De belangen van de ene zijn niet meer of minder behartigenswaardig dan die van de andere individuen die met geluidsoverlast hebben te leven. Maximale verstoring van de subjectieve rechten van een kleinere groep kan dus nooit de norm zijn’.

Verzuring

De rechtspraak is duidelijk: beschermen van gezondheidsrechten van individuele burgers mag en moet. Overbeschermen van een groep ten nadele van een andere groep kan niet. Men moet blind zijn om die rode draad in de rechtspraak niet te zien.

De rechterlijke macht roept de uitvoerende macht op tot solidariteit. Toegegeven, het uitvoeren van dat solidariteitsprincipe vraagt enige politieke moed. Maar een alternatief is er niet. Erger nog, hoe langer men de uitwerking van die oplossing uit de weg gaat, hoe meer men de samenleving vervreemdt van haar eigen grondwettelijke beginselen en hoe meer men de maatschappij verzuurt.

Want wat er gebeurt er nu? Minister Landuyt geeft de verkeerde indruk dat de rechterlijke macht onkundig is, dat de Nederlandstalige en Franstalige kamers van het hof van beroep recht tegenover elkaar staan, dat burgers die opkomen voor hun gezondheid rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor het verlies van banen, en ga zo maar door. Al die tegenstellingen zijn er niet, het zijn excuses van een falende uitvoerende macht, maar ze hebben wel een verzurende bijwerking. Die tegenstellingen, die uitsluitend werden verzonnen om een gebrek aan politieke moed te verbergen, dreigen het kernprobleem van de geluidsoverlast te overstijgen. Daar is niet de luchthaven voor verantwoordelijk, ook niet de rechterlijke macht, en al evenmin de omwonenden. Wel de minister. Ondanks talrijke oproepen van de rechterlijke macht laat hij het grondwettelijke principe van solidariteit pijnlijk links liggen.

De auteur is advocaat en inwoner van Meise

Patrick Luysterman

De Tijd, © 2006 Uitgeversbedrijf Tijd n.v.